In een eerdere log heb ik betoogd dat de spanningen tussen de Westerse en de islamitische wereld voor een groot deel zijn terug te brengen tot het ver- schil tussen individualisme en gemeenschapsdenken.
In deze log zal ik proberen na te gaan hoe het typisch Westerse individua- lisme ontstaan is. Het is immers geen verschijnsel dat plotsklaps uit de lucht is komen vallen, maar iets dat geleidelijk aan gegroeid is. Inzicht in de achter- gronden kan misschien bijdragen tot een beter begrip van zowel het indivi- dualisme als van het gemeenschapsdenken.
Aanvankelijk
Ook hier in Europa heerste aanvankelijk, net als in elke ‘primitieve’ samen- leving, een gemeenschapsdenken, zoals dat tegenwoordig nog in de Arabische en vele andere Oosterse culturen te zien is. In de vroege Middel- eeuwen kenden ook wij zwakke en ‘corrupte overheden’ en een sterke binding in dorps-, familie- en stamverbanden. Rechtspleging vond toendertijd vooral plaats door lokale gerechten en desnoods ook door eigenrichting (vete).
Onderscheid
Vanwege die overeenkomsten wordt regelmatig gezegd en geschreven dat de Islam zo’n 1000 jaar op ons achterloopt. Dat is op zich juist, mits we het onderscheid tussen religie en cultuur niet uit het oog verliezen. Wat de Islam betreft vallen religie en cultuur heel vaak samen, maar dat is geen wetmatig- heid, zoals de Europese geschiedenis laat zien:
Waar in de Middeleeuwen Christendom en Europese cultuur nagenoeg samenvielen, begon met de Reformatie een scheiding: de cultuur ontwikkelde zich richting het huidige individualisme, het Katholicisme bleef in essentie zoals het in de late Midddeleeuwen was en het Protestantisme draaide de klok zelfs bewust terug naar de tijd van het de eerste Christenen.
Welvaart
Exc3xa9n van de belangrijkste kenmerken van de Europese ontwikkeling van na de Reformatie zijn de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen: het op steeds grotere schaal beschikbaar komen van vervoer- en communicatie- middelen, medicijnen en voorbehoedsmiddelen, alsmede van allerhande gebruiks- en luxegoederen hebben ervoor gezorgd dat mensen meer en meer de mogelijkheid kregen om zich los te maken uit de oude gemeenschaps- banden.Naast materixc3xable middelen zijn er ook nog meer immaterixc3xable middelen waarmee individuen zich wat meer van de gemeeschap kunnen losmaken. Denk daarbij bijv. aan een krachtige persoonlijkheid, een speciaal charisma, of zelfs brute kracht.
Toch is de materixc3xable vooruitgang, hoe belangrijk ook, niet de enige oorzaak voor het westerse individualisme (dat zou immers al te marxistisch gedacht zijn). Ook vele andere (oude) culturen hebben grote welvaart gekend, maar zijn desondanks niet zo individualistisch geworden als het huidige Westen. Dat welvaart niet automatisch tot individualisme leidt, maar ook goed kan samengaan met collectivistisch gemeenschapsdenken, is bijvoorbeeld goed te zien in een land als Japan.
Legitimatie
Materixc3xable welvaart vormt dus wel een belangrijke voorwaarde voor individua- lisme, maar wat in een gemeenschapscultuur ontbreekt, is de legitimatie voor het ten bate van jezelf gebruiken van die middelen en mogelijkheden. In een gemeenschapscultuur verwacht de gemeenschap dat je je rijkdom en je middelen aanwendt ten bate van de gemeenschap, de familie, het dorp/de stad, het land, de religie.
Het is precies deze legitimatie die onze Westerse cultuur onderscheidt van andere culturen: hier mag het individu alles wat hij heeft en kan eerst voor zijn eigen belangen, plannen, plezier en genot inzetten en komt een bijdrage aan de gemeenschap op het tweede plan.
Christendom
Als de legitimatie het onderscheidende criterium is, waar komt die dan van- daan? De aan de Europese en Westerse cultuur ten grondslag liggende Griekse, Romeinse en Germaanse culturen kenden allen een sterk gemeen- schapsdenken. Sterke individuen werden geacht eerst en vooral de gemeenschap te dienen (denk bijv. aan hoe de Griekse filosoof Socrates zich bij zijn onterechte doodvonnis neerlegde).
Resteert nog het Christendom als mogelijke oorsprong voor het Westerse individualisme. Hoewel dit velen paradoxaal zal voorkomen, meen ik dat het inderdaad het Christendom is dat aan de basis van het individualisme staat.
Hoewel ook in het Christendom de geloofsgemeenschap van groot belang is, is de kern van deze religie dat de mens als individu een eigen waarde heeft, die uitstijgt boven diens waarde voor en plaats binnen de gemeenschap. Deze eigen waarde komt tot uitdrukking in bijbelse termen als “kind van God zijn” en in de verwachting van het heil in het Hiernamaals na een persoonlijk laatste oordeel.
Kerk
De christelijke visie houdt in dat een individu wel de gemeenschap moet dienen, maar dat de gemeenschap toch niet het laatste en hoogste doel van het individu is. Dat is immers zijn of haar zielenheil: eeuwig leven en volmaakt geluk in het Hiernamaals. Dat te bereiken is een hoogstpersoonlijke morele en geestelijke aangelegenheid, waarover niet andere mensen, maar alleen God een definitief oordeel kan uitspreken. Ook de gemeenschap dient daarom terughoudendheid te betrachten waar het gaat om zaken van moraal, geweten en geloof.
In de Middeleeuwen was het de (later Rooms-Katholiek genoemde) Kerk die de mensen de wegen richting het zielenheil wees en tegelijk deze geestelijke en daarmee individuele sfeer afbakende en beschermde tegen inmenging door wereldlijke machten (onderscheid tussen Kerk en staat). Dit geschiedde doordat de Kerk de wereldlijke machthebbers verplichtte om zich als goede Christenen te gedragen en dus rechtvaardig te regeren en de geestelijke belangen van de gelovigen (en de Kerk) te respecteren.
Op deze manier, die cruciaal is geweest voor de Europese ontwikkeling, ontstond er een theoretisch en praktisch evenwicht tussen individu en gemeenschap en een formele, rechtelijke en institutionele waarborg van het individuele geloven tegenover het gemeenschappelijke wereldgebeuren.
Reformatie
In de 16e eeuw onttrokken de Protestanten zich aan het gezag van de Katholieke Kerk door een beroep te doen op de rechtstreekse verant- woordelijkheid van het individu tegenover God. Daarmee kreeg het individu het recht om geheel zelfstandig zijn keuzes te maken. Voor de gewone man bleef dit voorlopig echter nog theorie omdat de protestantse kerken in de praktijk een strikte onderwerping aan de Schrift en de kerkelijke tucht eisten (dit o.g.v. een negatief mensbeeld). Het Protestantisme betekende in de praktijk dan ook een terugkeer naar een meer rigide gemeenschapsdenken.
Omdat de protestantse kerken ondergeschikt waren aan de wereldlijke overheid (staatskerken), werd het Middeleeuwse evenwicht tussen Kerk en staat vervangen door een constellatie waarin het geloof een staatszaak werd: cuius regio, eius religio (wiens land, diens geloof). De geestelijke sfeer die de Katholieke Kerk tegenover de wereldlijke macht had verdedigd werd nu vergaand door de staat ingelijfd: een voorbode van latere totalitaire dictaturen. Tesamen met het nodige materixc3xable profijt, waren het daarmee vooral de wereldlijke machthebbers die profiteerden van de breuk met Rome.
Verlichting
De zgn. Verlichting ging in de 17e en 18e eeuw door op de protestantse weg van het (theoretische) individualisme, maar koppelde dat los van de verant- woordelijkheid jegens God (dit o.g.v. een positief mensbeeld). De overheid werd ook niet meer aan de Goddelijke geboden, maar aan de “wil van het volk” en de rechten van de mens gebonden (scheiding van kerk en staat, democratie en rechtsstaat).
In plaats van voor te schrijven van de burgers te geloven hadden, moest de staat zich voortaan onthouden van elke inmenging in de geloofs- of levens- overtuiging van haar onderdanen (vrijheid van godsdienst). Hiermee werd opnieuw een vrije geestelijke sfeer gecrexc3xaberd, zij het niet meer gewaarborgd door de Katholieke Kerk, maar door de burgelijke grond
rechten en grondwet- ten. Anders dan in de Middeleeuwen werden mensen bij de invulling van de geestelijke sfeer niet meer door de Kerk geleid, maar werd dit aan ieder voor zich overgelaten.
Daarmee is het gedachtegoed van de Verlichting tot op de dag van vandaag de legitimatie voor het individu om zich, in elk geval geestelijk, nergens meer aan gebonden te voelen, behalve aan zichzelf. Bij gebrek aan feitelijke middelen en mogelijkheden had deze geestelijke vrijheid vooralsnog weinig praktische consequenties.
Bevrijding
In de 20e eeuw werd de wereld geteisterd door 2 stelsels van gemeen- schapsdenken waarbij het individu op ongekend grote schaal aan de ver- meende belangen van de gemeenschap werd opgeofferd: het Communisme en het Nazisme.
Na de bevrijding van het Nazi-regime en de beveiliging tegen het Commu- nisme door de Verenigde Staten en de NAVO, nam in de Westerse wereld de welvaart in sneltreintempo toe en kregen bijna alle mensen een tot dan toe ongekend scala aan middelen tot hun beschikking.
Nadat in de jaren ’60 van de 20e eeuw het oude Christelijke denken plaats had moeten maken voor het Verlichtingsdenken, kreeg men daarmee uit- eindelijk ook de legitimatie om verworven welvaart eerst en vooral voor eigen doelen, belangen, plezier en genot te gebruiken.